“Elke dag opnieuw wil ik U prijzen, uw naam loven tot in eeuwigheid.” Psalm 145 [144], 2
Het Woord uit de Schrift dat deze maand wordt voorgesteld om ons te helpen op onze weg, is een gebed. Het is een vers uit Psalm 145. De psalmen zijn composities waarin de individuele en collectieve religieuze ervaring van het volk Israël wordt weerspiegeld in zijn historische weg en in de wisselvalligheden van zijn bestaan. Het is een gebed tot de Heer dat tot poëzie werd, als klaagzang, smeekbede, dankzegging en lofprijzing. Daarin is heel de verscheidenheid te vinden aan gevoelens en houdingen waarmee de mens uitdrukking geeft aan zijn leven en aan zijn relatie met de levende God.
Het onderliggende thema van Psalm 145 is het koningschap van God. De psalmist looft op basis van zijn persoonlijke ervaring de grootheid van God: “Groot is de Heer, Hem komt alle lof toe” (vs. 3); hij prijst diens goedheid en de universaliteit van zijn liefde: “Goed is de Heer voor alles en allen, Hij ontfermt zich over heel de schepping” (vs. 9); hij erkent zijn trouw: “Heel zijn schepping blijft Hij trouw” (vs. 18), en gaat zelfs zo ver dat hij elk levend wezen in een bijna kosmisch lied betrekt: “Laat alles wat leeft zijn heilige naam prijzen, tot in eeuwigheid” (vs. 21).
“Elke dag opnieuw wil ik U prijzen, uw naam loven tot in eeuwigheid.”
De moderne mens voelt zich soms verloren en heeft de indruk aan zichzelf te zijn overgelaten. Hij vreest dat de gebeurtenissen van zijn dagen worden beheerst door toeval, in een opeenvolging van gebeurtenissen zonder betekenis en doel.
Deze psalm is brenger van een geruststellende verkondiging van hoop: “God is de Schepper van hemel en aarde, hij is de trouwe hoeder van het verbond dat Hem aan zijn volk bindt, hij is Degene die recht doet aan de onderdrukten, het brood geeft dat de hongerigen ondersteunt, en die gevangenen bevrijdt. Hij is het die de ogen van de blinden opent, die degenen die gevallen zijn weer op doet staan, die de rechtvaardigen liefheeft, die de vreemdeling beschermt, die de wees en de weduwe ondersteunt.”[1]
“Elke dag opnieuw wil ik U prijzen, uw naam loven tot in eeuwigheid.”
Deze woorden nodigen ons in de eerste plaats uit om te zorgen voor onze persoonlijke relatie met God door zonder voorbehoud zijn liefde en barmhartigheid te aanvaarden en onszelf voor het mysterie te plaatsen door naar zijn stem te luisteren. Dat is het fundament van ieder gebed. Maar omdat deze liefde nooit los is te zien van de liefde voor onze naaste, en wanneer we God de Vader navolgen in het concreet liefhebben van elke broer en zuster, vooral de minste, de afgedankte, de meest eenzame, gaan we iets van zijn aanwezigheid in ons dagelijks leven ervaren. Chiara Lubich, uitgenodigd om haar christelijke ervaring door te geven op een samenkomst met boeddhisten, vatte het als volgt samen: “… de kern van mijn ervaring ligt hierin: hoe meer iemand van de mens houdt, des te meer vindt iemand God. Hoe meer God wordt gevonden, des te meer bemint met de mens.”[2]
“Elke dag opnieuw wil ik U prijzen, uw naam loven tot in eeuwigheid.”
Maar er is ook een andere manier om God te vinden. In de afgelopen decennia heeft de mensheid een nieuw bewustzijn verworven van het ecologische probleem. De drijvende kracht achter deze verandering zijn met name jonge mensen die een meer sobere levensstijl voorstellen met een heroverweging van ontwikkelingsmodellen, een toewijding aan het recht van alle bewoners van de planeet op water, voedsel, schone lucht, en een zoektocht naar alternatieve energiebronnen. Op deze manier kan de mens niet alleen zijn relatie met de natuur herstellen, maar ook God prijzen op baisis van de verbazingwekkende ontdekking van zijn liefde voor de hele schepping.
Het is de ervaring van Venant M., die als kind in zijn geboorteland Burundi bij zonsopgang wakker werd met vogelgezang en in het bos tientallen kilometers aflegde om naar school te gaan; hij voelde zich in volle harmonie met de bomen, dieren, beken, heuvels en met zijn vrienden. Hij voelde de natuur zo dichtbij, dat hij zich een levend deel voelde van een ecosysteem waarin schepselen en Schepper in totale harmonie waren. Dit bewustzijn werd lof, niet enkel een moment, maar de hele dag.
Sommigen vragen zich misschien af: hoe zit het met onze steden? “In onze betonnen metropolen, gebouwd door de hand van de mens en temidden van het rumoer van de wereld, is de natuur zelden te vinden. Maar als we willen, kan ook een glimpje van de blauwe lucht, gezien tussen de toppen van wolkenkrabbers, ons aan God herinneren; een zonnestraal is genoeg, die ook tussen de tralies van een gevangenis door kan dringen; gewoon een bloem, een weide, het gezicht van een kind…”[3]
Augusto Parody Reyes en het team van het Woord van leven
[1] Johannes Paulus II. Algemene audiëntie – 2 juli 2003, bespreking van Psalm 145.
[2] Michel Vandeleene, Io, il fratello, Dio nel pensiero di Chiara Lubich, Città Nuova, Rome 1999, blz. 252.
[3] Chiara Lubich, Carissimi, blz. 340.
“U hebt een groot geloof! Wat u verlangt, zal ook gebeuren” Matteüs 15:28
Jezus gaat naar het gebied van Tyrus en Sidon, een vreemd land. Het lijkt erop dat Hij op zoek is naar wat rust en alleen wil zijn om te bidden. Plotseling horen ze het geroep van een vrouw, die net als andere personen in het Evangelie geen naam heeft. Haar aanwezigheid irriteert de leerlingen. Zij vragen Jezus dringend om haar weg te sturen en zo van haar af te zijn. De vrouw laat zich niet afschepen vanwege het feit dat ze een Kanaänitische vrouw is, geen Joodse. Ze is een moeder die wanhopig op zoek is naar redding voor haar dochter, die “gekweld wordt door een demon”. Ze benadert Jezus met vasthoudendheid en wil een persoonlijke ontmoeting met Hem. Ze slaagt erin om zich voor Hem “neer te werpen”. Jezus richt zich met woorden van ongekende hardheid tot haar: “Het is niet goed om het brood voor de kinderen aan de honden te voeren.”
“U hebt een groot geloof! Wat u verlangt, zal ook gebeuren.”
De vrouw accepteert de afwijzing, maar ze kijkt Jezus in de ogen: “Zeker, Heer, maar de honden eten toch de kruimels op die van de tafel van hun baas vallen.” Ze zet Jezus in zekere zin voor het blok. En wat gebeurt er? Hij laat zich vermurwen door de nederigheid van die vrouw, die tevreden is met de kruimels. Zelfs haar geroep lijkt geloof uit te drukken. Ze noemt Hem: “Heer, Zoon van David!”
Haar groot geloof wordt in het Evangelie uitgedrukt in enkele werkwoorden: de vrouw gaat naar buiten en gaat naar Jezus toe; ze roept; huilt; smeekt om genade; ze erkent Hem als Heer en werpt zich voor Hem neer; ze houdt vast aan de zekerheid dat voor de Heer het onmogelijke mogelijk is; ze reageert op Jezus’ hardheid met de logica van de liefde en het geloof van een moeder. “En vanaf dat moment was haar dochter genezen.”
Dit Woord geeft de kracht weer van een levend geloof. En tegelijkertijd toont het de worsteling van de eerste christengemeenschap om zich open te stellen voor de niet-Joodse wereld die zoekende is.
“U hebt een groot geloof! Wat u verlangt, zal ook gebeuren.”
Ons geloof kan soms in crisis komen door een onvoorziene gebeurtenis die al onze plannen in de war gooit, door een ernstige ziekte, door het voortduren van een pijnlijke situatie, maar ook door alle geweld en onrecht in de wereld, door het gebrek aan handelen uit zorg voor onze planeet… Een van onze zwakheden kan een gebrek zijn aan doorzettingsvermogen en vertrouwen. Maar ook de meest absurde situaties kunnen ons zuiveren en ons helpen om te groeien in het vertrouwen dat Gods liefde veel groter is dan onze plannen, verlangens of verwachtingen.
Dat gebeurde met Saliba, een jonge Syriër van 22 jaar. Ook hij leek gedwongen te worden zijn stad Homs (Syrië) en zijn bejaarde ouders te verlaten. De winkel van zijn vader, een glashandelaar, was tijdens de oorlog verwoest. Net als andere jongeren dacht Saliba dat hij het land moest ontvluchten om elders nieuwe kansen te vinden, maar toch gaf hij niet op. Hij maakte van de gelegenheid gebruik die een hulpproject hem bood om een minimarkt te openen. Nu kon hij zijn medeburgers de kaas, yoghurt en boter verkopen die zijn moeder maakte. Hij heeft al een koelkast en een stroomgenerator. Met zijn bejaarde vader aan zijn zijde kan hij op de dagen dat de supermarkt gesloten is, manden met voedsel uitdelen onder gezinnen zonder bestaansmiddelen.
Door Victoria Gómez en het Woord-van-leven-team