Naar aanleiding van een boek dat ik aan het lezen ben, zal deze meditatie gaan over de ‘ik’ die wij zijn en de ‘ik’ die wij God noemen. Het boek is: Leo. F. Buscaglia De weg naar jezelf, de kunst ten volle mens te zijn.
We kunnen elkaar ongetwijfeld helpen de zin van het leven te vinden. Maar uiteindelijk is ieder voor zich verant-woordelijk voor het leven van zijn eigen leven en voor het ‘vinden van zichzelf’.. Als hij zijn verantwoordelijkheid op een ander blijft afschuiven, zal hij de zin van zijn eigen bestaan niet vinden. Jij kunt me niet vertellen wie ik ben, en ik kan jou niet vertellen wie jij bent. Als je jezelf niet kent, wie kan jou dan kennen?
Op die vraag weten wij natuurlijk wel een antwoord. Al in de Psalmen komt dit kennen luid en duidelijk naar voren.
Psalm 139,1-6: HEER, u kent mij, u doorgrondt mij, u weet het als ik zit of sta, u doorziet van verre mijn gedachten. Ga ik op weg of rust ik uit, u merkt het op, met al mijn wegen bent u vertrouwd.
Geen woord ligt op mijn tong,of u, HEER, kent het ten volle. U omsluit mij, van achter en van voren, u legt uw hand op mij. Wonderlijk zoals u mij kent, het gaat mijn begrip te boven.
In de bijbel vinden we heel veel ‘ik ben’ -woorden. Er is zelfs – als het gaat over Johannes – een boekje over uitgegeven (Ik ben, door Gerard Zuidberg en Marie-José Janssen). Die woorden gaan allemaal over Jezus zelf. Ik geef een kleine selectie van de ik-ben-woorden die gaan over onszelf:
In Matteüs en Lukas zegt Jezus tegen zijn leerlingen: Wie zeggen de mensen dat ik ben? En een stukje verderop: En jullie, wie zeggen jullie dat ik ben?
Enkele ‘Ik-ben-woorden’ van Jezus zelf zoals we ze tegenkomen in Johannes zijn: Ik ben het brood van het leven. Ik ben het licht van de wereld. Ik ben de poort tot het leven. Ik ben de goede herder. Ik ben de opstanding en het leven. Ik ben de weg. Ik ben de ware wijnstok.
Steeds als Jezus dit soort dingen over zichzelf zegt, kunnen wij ook gevolgtrekkingen maken over wie wij zelf zijn. Want wij worden pas als wij onszelf zien in de ogen van een ander.
Op het omslag van het boek staat: Leo Buscaglia wijst op het unieke in ons, waardoor we werkelijk mens kunnen zijn. Ieder van ons heeft de verant-woording om in samenleven met ande
ren die unieke zelf tot ontplooiing te brengen. De mogelijkheden die wij de geboorte hebben meegekregen, geven ons alle kans tot een leven dat volop voldoening biedt. Zo bezien is het le-ven geen opgave, maar een uitdaging. Al is onze levensdraad nog zo breek-baar, we kunnen hem nog steeds spinnen met optimisme, nieuwsgierig-heid, verwondering, liefde en het oprechte verlangen samen op wel te gaan.
In het boek vinden we: Als je in contact staat met de natuur, haar stemmingen intens gewaarwordt, haar toverkracht ten volle ervaart, weet hoe zogenaam-de ‘levenloze’ dingen functioneren, dan wordt je opgenomen in de spiritualiteit en de goddelijkheid van alle dingen. Het feit dat je licht hebt als je een lucifer aanstrijkt, dat je warmte kou, muziek of televisie hebt als je een knop indrukt, blijft me steeds weer verbazen.
…Het feit dat ik een zaadje kan planten en dat daar een bloem uitkomt, dat ik iets van mijn kennis aan een ander kan overdragen, naar iemand glimlach en een glimlach terugkrijg, dat ik iets van mijn kennis aan een ander kan overdragen, zijn continue spirituele oefeningen voor me.
…Spiritualiteit houdt in dat je je bewust bent van al wat is, en dat je openstaat voor wat niet is. Spiritualiteit is de kracht en de moed jezelf de werkelijkheid en het je eigen ik te laten overstijgen. …Voluit leven is in het volste vertrouwen je hand uitsteken en God in alles aanraken.
Huub Oosterhuis heeft een boek geschreven met als titel: Jij die mij ik maakt.
Ik word ik, ikzelf, in het overstijgen van mijn ik-zucht. Die overstijging wordt mij mogelijk gemaakt, gegeven, in de ontmoeting met de ander in wiens ogen ik de vraag lees ‘laat mij leven’. In de aanvaarding van de ander wórd ik mjjzelf, en wordt de ander ‘jij die mij ik maakt’.
Is dit moeilijk? Dit is moeilijke taal. Is dit te begrijpen? Ja. Is dit te doen? Zij die dit al doende begrepen hebben, vormen een ontelbare menigte in de alledaagse geschiedenis van de wereld.
De ander accepteren, de nood van de ander, de behoeftes van de ander accepteren, maakt mij tot een ‘tegenover’, maakt mij tot wie ik ben.
Eigenlijk zou dit principe ingezet kunnen en moeten worden om juist de rechten van de behoeftigen in de wereld vorm te geven: voor jezelf en je kinderen kunnen zorgen bijvoorbeeld. Huisvesting, voedsel, de eigen kost verdienen. Is dat mogelijk? Op deze grote wereld met de belangen van grote economieën komt de gewone mens er vaak bekaaid af…
Gij die ons adem geeft en oren,
die zelf de Schepper zijt
van klanken in de keel,
die ons een naam geeft,
Heer, wij zijn geboren
om op te staan
en onze stem te verheffen:
een hartekreet, een lied, een lofprijzing, een gebed.
Wij bidden in een tijd
van harde woorden en van harde feiten
om tederheid van taal,
warmte van stem,
een plek om stil te zijn
een plaats om op verhaal te komen
(Jaap Zijlstra)