“De Heer is mijn herder, het ontbreekt mij aan niets” (Psalmen 23:1)
Psalm 23 is een van de bekendste en meest geliefde psalmen die we kennen. Het is een lied van vertrouwen en heeft tegelijkertijd het karakter van een vreugdevolle geloofsbelijdenis. De auteur verkondigt zijn geluk vanuit het besef dat hij beschermd is in het huis van de Heer[1], een toevluchtsoord van genade. Maar hij wil met zijn ervaring ook anderen aanmoedigen om te vertrouwen op de aanwezigheid van de Heer.
“De Heer is mijn herder, het ontbreekt mij aan niets.”
Het beeld van de herder en de kudde is in de hele Bijbelse literatuur erg geliefd. Om het goed te begrijpen, moeten we denken aan de dorre en rotsachtige woestijnen van het Midden-Oosten. De herder hoedt zijn kudde, die zich volgzaam laat leiden, want zonder hem zou de schapen verdwalen en sterven. Ze moeten leren op hem te vertrouwen en te luisteren naar zijn stem. De herder is altijd bij hen, als constante metgezel.
“De Heer is mijn herder, het ontbreekt mij aan niets.”
Deze psalm nodigt ons uit om onze relatie met God te versterken door het ervaren van zijn liefde. Sommigen vragen zich misschien af waarom de auteur zo ver gaat dat hij zegt dat “het aan niets ontbreekt”? Want ons dagelijks leven is nooit vrij van problemen en uitdagingen, in gezondheid, gezin, werk, enz. En we hoeven maar te denken aan het immense lijden dat zovelen van onze broers en zusters vandaag ervaren als gevolg van oorlog, de gevolgen van klimaatverandering, migratie, geweld…
“De Heer is mijn herder, het ontbreekt mij aan niets.”
Misschien ligt de beste manier om deze psalm te begrijpen in het vers dat luidt: “Want U bent bij mij” (Ps. 23:4). We mogen zeker zijn van de liefde van een God die altijd bij ons is, en die ons aanspoort ons bestaan op een andere manier te leven. Chiara Lubich schreef: “We weten dat we onze toevlucht kunnen nemen tot Iemand die bestaat, die medelijden met ons heeft en voor onze zonden heeft betaald. Maar we weten nog meer: we weten dat wij het middelpunt zijn van Gods voorliefde. Dan hoeven we dus geen angst meer te hebben, ons alleen of onzeker te voelen. We weten dat we bemind zijn en we mogen met heel ons wezen in deze liefde geloven. Wij mogen ons er vol vertrouwen aan overgeven. Alle omstandigheden van het leven, zowel de droevige als de blije, komen in het licht te staan van een liefde die alles zo heeft gewild of toegelaten.”[2]
“De Heer is mijn herder, het ontbreekt mij aan niets.”
Degene die deze prachtige profetie in vervulling heeft gebracht, is Jezus die in het evangelie van Johannes niet aarzelt om zichzelf de Goede Herder te noemen: “Ik ben de goede herder. Ik ken mijn schapen en mijn schapen kennen Mij” (Joh. 10:14). Hij leidt de schapen naar de groene weiden. Hij leidt hen volgens zijn Woord, dat leven is, in het bijzonder het Woord dat de boodschap bevat van de onderlinge liefde. Als dat wordt geleefd, maakt het de aanwezigheid van de Verrezene zichtbaar in de gemeenschap die in zijn naam en in zijn liefde bijeen is.[3]
Augusto Parodie Reyes en het Woord-van-leven-team
[1] Vgl. Ps. 23:6.
[2] Chiara Lubich, Heimwee naar God, Nieuwe Stad, Brussel-Nijmegen 1973, blz. 48-49; ook in: Scritti Spirituali/2, Città Nuova, Rome 19972, blz. 148.
[3] Vgl. Mat. 18:20.