De totstandkoming van de prachtige neogotische St. Nicolaaskerk

Deel 1. Aanloop naar 1874: aanvang bouw Nicolaaskerk

Klein stukje historie
De Nederlandse opstand tegen Spanje is bekend als de 80-jarige oorlog (1568-1648). Toen de Spanjaarden waren verdreven werd met name het calvinisme (stroming protestants christendom) bevoordeeld en het katholicisme zware beperkingen opgelegd. In 1592 verklaarde Rome de Utrechtse kerkprovincie tot missiegebied. Na een periode van vervolging werd het katholicisme getolereerd, als men maar niet openlijk uiting gaf aan zijn/haar katholieke geloof. Samenkomsten werden gehouden in zogenaamde schuilkerken (buitenkant was niet herkenbaar als kerk). In Jutphaas was een schuilkerk gelegen op de kruising Malapertweg/Structuurbaan.
Na een Grondwetsherziening in 1848 kon ook de katholieke kerkelijke hiërarchie worden hersteld en kon er weer openlijk eucharistie gevierd worden.

Alfred TepeAlfred Tepe
Na een periode van circa 250 jaar was veel van de ervaring in kerkenbouw verdwenen. Alfred Tepe (1840-1920) was één van de architecten die zich toelegde op het ontwerpen van kerken in de neogotische bouwstijl. Kenmerkend hierbij is de uitvoering in baksteen naar Nederrijnse gotiek uit de 15de en 16de eeuw. Tepe ontwierp zo’n 70 kerken, waaronder onze St. Nicolaaskerk.

Gerardus Wilhelmus van Heukelum
Jongste zoon van een steenbakkersfamilie (1834-1910). Al in zijn jeugd zeer geïnteresseerd in de kerkelijke kunst. Na zijn priesterwijding (1859) werd hij benoemd tot kapelaan van de St. Catharinakathedraal in Utrecht. Deze kerk moest worden gerestaureerd en men vond in Van Heukelum een priester met verstand van kerkelijke kunst. Wat ‘ons’ later een schitterende kerk in Jutphaas bracht: Van Heukelum hoopte ooit benoemd te worden in een kleine dorpsparochie en dat gebeurde in 1873. Hij werd benoemd als (bouw)pastoor te Jutphaas.

Mrg SchaepmanUitwerking van de plannen
De plannen voor een nieuwe kerk waren er al voor de komst van Van Heukelum. In 1870 werd grond aangekocht op de plaats waar nu de Schoolstraat loopt.
Echter, door een gunstige speling van het lot kon het landgoed van Huis Zwanenburg worden aangekocht. Tepe paste het oude plan aan en op 2 maart 1874 vond de aanbesteding plaats. Aannemer Peters uit Hilversum kreeg de opdracht. De bouwkosten van het pand bedroegen fl. 61.500, -. Op 11 mei 1874 werd de eerste steen gelegd door Mgr. A.I. Schaepman (1805-1882) aartsbisschop van Utrecht. Dus precies 150 jaar geleden.
Exact een jaar later werd op 11 mei 1875 de St. Nicolaaskerk door Mgr. Schaepman ingewijd.

Deel 2: Nicolaaskerk in ‘Vogelvlucht’

Van buiten: gewoon en eenvoudig
Alfred Tepe kreeg de opdracht om een echte Nederlandse dorpskerk te ontwerpen in 15-eeuwse bouwtrant en geheel in baksteen uitgevoerd, door vorm en inrichting aansluitend bij grote middeleeuwse voorbeelden van de gotiek.

Van Heukelum schreef op 20 maart 1906: “Wie Utrecht langs de Tolsteegbarrière verlaat en den weg langs de vaart inslaat, ontdekt bij het naderen van het dorp Jutfaas aan zijn rechterzijde een nieuw gebouwde gothische kerk. Iets aantrekkelijks in het geheel, zooals het daar voor hem ligt, houdt hem staande. Daar is iets teekenachtigs in die koorafsluiting, dat Mariakapelletje, door den traptoren belend, dien slanke dakruiter op zijn vier beenen, dien forschen toren, met zijn krachtige spits, geen naald, maar een helm. Hier is ook meer dan iets teekenachtigs, hier is frischheid, bevalligheid, eenvoud en orde, hier is schoonheid…”

Van binnen: rijk en vol symboliek
Gedurende ruim 30 jaar is vervolgens door diverse kunstenaars, die een zekere binding hadden met het Bernulphus-Gilde, gewerkt aan de afwerking van de kerk, het schilder- en smeedwerk en de meubilering.

Van Heukelem op 20 maart 1906: “Wie het bruggetje overstapt en den bouw van alle kanten bezichtigt en binnengaat, zal hieraan niet twijfelen. Wel zal hij zich afvragen waarom dit geheel hem reeds bij den eersten blik en van welke zijde ook gezien zoo aangenaam aandoet, zoo bekoorlijk schijnt zoo voldoet.”

Deel 3: Van buiten naar binnen

In het boekje getiteld “De St. Nicolaaskerk van Jutfaas”, gepubliceerd op 20 maart 1906, wordt gesproken over Dr. Schaepman, een neef van kardinaal Schaepman. Dr. Schaepman en Van Heukelum kenden elkaar van het Groot Seminarie in Driebergen-Rijssenburg. Ze deelden een grote liefde voor kerkelijke kunst. Van Heukelum beschrijft in dit boekje o.a. de kunstzinnige visie van Dr. Schaepman. Deze keek namelijk niet alleen vanuit een artistiek oogpunt naar de kerk, maar vooral naar de symbolische betekenis van de kunst. Helaas heeft Schaepman het eindresultaat van de kerk nooit gezien, omdat hij in 1903 overleed.

Maar wat betekent symboliek nu precies? Symboliek is de kunst van het communiceren met beelden en wordt al sinds de oudheid gebruikt om identiteit te versterken en wijsheden over te dragen. Vanuit dit perspectief zullen in de komende delen een aantal bijzondere plekken in en rond de kerk beschreven worden. Dit gebeurt geheel volgens het Refrein Van de Toekomst: “Wij zingen ons eigen couplet en sluiten ons aan bij het vertrouwde refrein.”

De begraafplaats
Aanvankelijk was de kerk bereikbaar via een bruggetje aan de Utrechtsestraatweg. Later werd de entree via de Van Heukelumstraat toegankelijk. Links van de kerk bevindt zich de begraafplaats, die omheind is door een lange gang van de kerk naar de pastorie, een lange muur en een heg.
In vroegere tijden werden stil geboren, ongedoopte kinderen achter de heg buiten de begraafplaats begraven. Dit onrecht is in 2002 hersteld. Op initiatief van pastor Frans Overbeek en in samenwerking met ouders en/of nog levende familieleden is op het kerkhof, links achterin, een monument gekomen ter nagedachtenis aan deze kinderen.
Op deze begraafplaats liggen niet alleen parochianen/burgers, maar ook slachtoffers van oorlogsgeweld. Op 20 september 1944 werd nabij Plettenburg en Bongenaar een geallieerd vliegtuig neergehaald. De Poolse RAF-piloot Jankowski en de achtjarige Jopie Hoveling, geboren in Jutphaas, verloren hierbij hun leven. De piloot werd later herbegraven in Breda; het graf van Jopie blijft hier een stille getuige van die tragische dag.
Ook is hier het graf van Frans Luiten te vinden. Frans was één van vijf inwoners van Jutphaas, die op 7 mei 1945 omkwamen bij een schietincident. Dit incident ontstond nadat een dronken Duitse soldaat, die met zijn wapen dreigde, door een verzetsman werd neergeschoten.
Onder de lange gang van het kerkhof rust Van Heukelum, een naam die verbonden is met deze plaats.
In het hart van de begraafplaats staat een dodenlantaarn. Wanneer een parochiaan overlijdt, wordt deze lantaarn ontstoken en blijft deze branden tot na de begrafenis. Om 18:30 uur klinkt de dodenklok als eerbetoon aan de overledene en om diens overlijden aan de gemeenschap kenbaar te maken.

Het rooster bij de entree van de kerk
In de kunst wordt de duivel vaak afgebeeld als een engel met een rode of zwarte mantel. Hij heeft vaak bokkenpoten, geitenhoorns en een drietand. De duivel wordt gezien als het kwaad en de ‘baas’ van de hel. Daarom moet hij geweerd worden. Voor de ingang van de kerk ligt een ‘wildrooster’, zodat hij met zijn bokkenpoten niet naar binnen kan. Wij mensen hebben veel verleidingen, zeg maar grote en kleine zonden, ook die willen we buiten houden. Het vuilrooster voor de ingang van de kerk heeft daarmee ook een symbolische betekenis: het weren van de duivel, van het kwaad.

Het labyrint
Bij binnenkomst in het voorportaal van de kerk valt direct het labyrint in de vloer op. Het is een bijzonder element, want in tegenstelling tot een doolhof kun je in een labyrint niet verdwalen. Het labyrint kent in tegenstelling tot het doolhof geen doodlopende wegen. Hoewel de weg vol kronkelingen en omwegen zit, leidt deze je uiteindelijk altijd naar het doel. In het centrum van dit labyrint staat de tekst: ‘Per crucem ad coronam’ – via het kruis naar de bekroning. De symboliek is treffend en diepgaand: buiten de kerk bevindt zich het doolhof, waarin je kunt verdwalen en de weg kwijt kunt raken. Maar wie de moed heeft om de kerk binnen te stappen en zich te richten op het voorbeeld van Jezus, vindt uiteindelijk zijn weg. Het pad is niet altijd gemakkelijk, maar doorzettingsvermogen wordt beloond. Deze symboliek verdient het om vaker en bewuster beleefd te worden, als een inspiratiebron voor ons dagelijks leven

Deel 4: De Toren en haar ruimten

De kerk, zoals oorspronkelijk ontworpen door Tepe, zou eerst zonder toren worden gebouwd op de locatie van het latere huis Nieuwenstein. De plannen veranderden echter toen het landgoed Zwanenburg, met daarop de toekomstige pastorie, beschikbaar kwam. Dankzij deze aankoop was er voldoende budget om de kerk te voorzien van een toren.
Van Heukelum beschrijft de toren treffend: “…dien slanken dakruiter op zijn vier benen, dien forschen toren, met zijn krachtige spits, geen naald, maar een helm. Hier is ook meer dan iets teekenachtigs, hier is frischheid, bevalligheid, eenvoud en orde, hier is schoonheid.” De toren zonder steunberen bestaat uit drie verdiepingen. Aan de zuidzijde bevindt zich een veelhoekige traptoren. De toren heeft een imposante hoogte van 50 meter.

De toegang tot de kerk
De St. Nicolaaskerk heeft glazen deuren die het voorportaal van de kerk scheiden. Dit was een bijzonder kenmerk, omdat het boetelingen, onreinen en ongedoopten – die vroeger de kerk niet mochten betreden – toch in staat stelde om de vieringen te volgen en zo getuige te zijn van het geloof. Links en rechts van deze deuren zijn nog plekken te zien waar men knielend kon bidden.

De Doopkapel (huidige Mariakapel)
De achtzijdige Doopkapel heeft een inrichting die afwijkt van de rest van de kerk. Boven de toegangsdeur aan de binnenzijde van de kapel is een indrukwekkende schildering te zien van de Larense kunstschilder Derkinderen. Het linker tableau toont de zondenval in het Paradijs, met Adam en Eva naast de boom van de verboden vrucht en de kronkelende slang. Het rechter tableau beeldt de doop van Jezus door Johannes in de Jordaan uit. Dit benadrukt een belangrijk aspect van het christelijk geloof: de komst van Christus die de erfzonde wegneemt.
In het midden van de kapel is een achthoekige markering in de vloer, waar vroeger het eveneens achtvormige doopvont stond. Het koperen deksel van dit doopvont is afkomstig van de Utrechtse smederij Brom. De ramen in de kapel tonen de zeven sacramenten, verdeeld over acht ramen, waarbij de Eerste Communie is gesplitst in het Brood en de Beker. Het getal acht, dat verwijst naar de opstanding van Jezus op de ‘Achtste’ dag (de eerste dag van de nieuwe week), symboliseert een nieuw begin voor degenen die gedoopt worden.

Het plafond boven het Labyrint
Tot 1911 was er in het portaal geen plafond. Pas nadat de bouw en inrichting waren voltooid, werd een houten plafond aangebracht, en later werden er extra zitplaatsen op de tribune gecreëerd. In het plafond bevinden zich drie touwgaten, waardoor de klokken vanaf de begane grond konden worden geluid. De eerste trap met 23 treden leidt naar de tribune, waar in de boog tussen toren en kerk het scheppingsverhaal is afgebeeld.

Het laatste oordeel
Bij het verlaten van de kerk is aan de westzijde van de tribune een afbeelding van het laatste oordeel te zien. Dit herinnert bezoekers aan het geloofsartikel: “Vandaar zal Hij komen oordelen, de levenden en de doden.” In het midden is Christus afgebeeld, zittend op een regenboog, een symbool van Gods trouw en genade. Hij wordt vergezeld door Maria en Johannes de Doper, terwijl engelen op bazuinen blazen om de doden te wekken.

De bovenste ramen brengen het lijden van Jezus in herinnering, zoals de gesel, de lans, het kruis, het doek en de zilverlingen.
Rechtsonder is de hel en het vagevuur afgebeeld, waar een jongeling door zijn engelbewaarder naar Petrus wordt geleid. Ieder mens heeft een engelbewaarder. Volgens de katholieke traditie wordt deze door God aangesteld voor ieder mens om hen te verlichten, te beschermen, te geleiden en te besturen om zo zijn weg naar eeuwig geluk bij God te vinden. De jongeling is Francois Baesjou, een jongen die op bijna negenjarige leeftijd overleed en voor wie zijn ouders het raam ter nagedachtenis schonken.

De klokkenzolder
De traptoren leidt met nog eens 50 treden naar de klokkenzolder, waar de drie touwen te zien zijn waarmee de klokken worden geluid. Hier bevinden zich ook het uurwerk en de bediening voor de hamer die de tijd aangeeft. De klokken werden tijdens de Tweede Wereldoorlog door de bezetter verwijderd, maar in 1948 werden lichtere klokken teruggeplaatst. De Nicolaasklok, de zwaarste, weegt 1579 kg, de Mariaklok de doden en tijdklok 1263 kg en de St. Willibrord van 922 kg.
Bezoekers, vooral kinderen, krijgen tijdens rondleidingen onder begeleiding de kans om zelf te proberen de klokken te luiden. Ook kunnen bezoekers, mits goed ter been, onder begeleiding over de zolder naar de voorzijde van de kerk lopen voor een unieke ervaring. De klokkenstoel Nog hoger in de toren, met nog eens 38 treden, bevindt zich de klokkenstoel met galmgaten. Het is aan te raden om deze ruimte na de middag te bezoeken, omdat het geluid van de klokken om 12:00 uur oorverdovend kan zijn.