Zo spreekt de Heer, die door de zee een weg legt, een baan door de onstuimige golven;
en die wagen en paard daarover laat gaan, leger en strijdmacht, gesloten aaneen,
maar dan gaan ze rusten, staan niet meer op, uitgeblust zijn ze, uitgedoofd als een vlaspit.
Denk niet meer aan het verleden en sla geen acht op wat reeds lang voorbij is:
Ik onderneem iets nieuws, het begin is er al: ziet ge het niet? Een weg leg Ik door de steppe, rivieren laat Ik stromen door de woestijn.
De wilde dieren zullen ontzag voor Mij hebben, de jakhalzen en de struisvogels; want door de steppe
laat Ik beken stromen, rivieren door de woestijn, zodat mijn uitverkoren volk zich kan laven:
en dit volk dat Ik mij gevormd heb zal mijn lof verkondigen!
De Heer bracht Sions ballingen terug,
het was alsof wij droomden.
Toen lachten alle monden
en juichte elk tong.
Toen zei men bij de volken:
geweldig is het wat de Heer hen deed.
Geweldig was het wat de Heer ons deed,
daarom zijn wij zo blij.
Keer nu ons lot ten goede, Heer,
zoals een beek doet in de Zuid-woestijn.
Die onder tranen zaaien
zij oogsten met gejuich.
Vol zorgen gaan zij uit
met zaaizakken beladen;
maar keren zingend weer
beladen met hun schoven.
In die tijd begaf Jezus zich naar de Olijfberg.
's Morgens vroeg verscheen Hij weer in de tempel en al het volk kwam naar Hem toe. Hij ging zitten en onderrichtte hen.
Toen brachten schriftgeleerden en Farizeeën Hem een vrouw die op overspel was betrapt. Zij plaatsten haar in het midden en
zeiden tot Hem: 'Meester, deze vrouw is op heterdaad betrapt, terwijl ze overspel bedreef.
Nu heeft Mozes ons in de Wet bevolen zulke vrouwen te stenigen. Maar Gij, wat zegt Gij ervan?'
Dit bedoelden ze als een strikvraag in de hoop Hem ergens van de te kunnen beschuldigen.
Jezus echter boog zich voorover en schreef met zijn vinger op de grond.
Toen ze bij Hem aanhielden met vragen, richtte Hij zich op en zei tot hen:
'Laat degene onder u die zonder zonden is, het eerst een steen op haar werpen.'
Weer boog Hij zich voorover en schreef op de grond.
Toen zij dit hoorden, dropen zij een voor een af, de oudsten het eerst,
totdat Jezus alleen achterbleef met de vrouw, die nog midden in de kring stond.
Nu richtte Jezus zich op en sprak tot haar: 'Vrouw, waar zijn ze? Heeft niemand u veroordeeld?
Zij antwoordde: 'Niemand, Heer.' Toen zei Jezus tot haar:
'Ook Ik veroordeel u niet; ga heen en zondig van nu af niet meer.'
Bron : Petrus Canisius bijbelvertaling & vernieuwingen
Om de bijbellezingen iedere morgen in Uw mailbox te ontvangen, kunt u zich hier inschrijven : dagelijksevangelie.org